Deze pagina is niet beschikbaar in het Frans. U kan deze pagina vertalen met Google Translate.

#Witte helden - Jan Yperman

Vandaag is de naam van Jan Yperman onlosmakelijk verbonden met het regionale ziekenhuis in Ieper. Maar niet iedereen weet wie de échte Jan Yperman was. Deze middeleeuwse chirurg was actief in Ieper en schreef er twee baanbrekende, medische boeken.

Wie is Jan Yperman?

Jan Yperman is naar alle waarschijnlijkheid rond 1260-1265 geboren in Ieper. Hij treedt in 1285, als poorter van Ieper, in het huwelijksbootje en krijgt minstens één zoon. Tussen 1297 en 1300 volgt hij in Parijs lessen heelkunde, misschien wel bij de bekende Lanfranc van Milaan. Chirurg Lanfranc ontvlucht Milaan om politieke redenen. Hij neemt zijn kennis mee naar Parijs waar hij lessen heelkunde geeft. Dankzij hem wordt Parijs het nieuwe centrum voor chirurgie.

Tussen 1304-1327 werkt Jan Yperman in dienst van de stad voor het Belle Godshuis als meester-chirurgijn. Hijzelf woont in een pand naast het godshuis. Zijn moeder en zus, beiden Katelijne genaamd, werken er mogelijk ook. Of zijn vader ook als arts actief was, is onduidelijk. Jan Yperman vergezelt de Ieperlingen op minstens twee militaire expedities als chirurg. Hij sterft waarschijnlijk rond 1330 want in 1332 duikt een nieuwe chirurg op voor het Belle Godshuis. 

Herinneringsplaat Belle Godshuis, 1933

Zijn werk in het godshuis Belle

Vanaf 1304 tot aan zijn dood is Jan Yperman actief als meester-chirurgijn voor het Belle Godshuis. De stad betaalt hem hiervoor. Zijn opdracht is het behandelen van de bewoners van het godshuis, maar ook de armen in de stad. Zij kunnen geen eigen hulp veroorloven en zijn aangewezen op deze gratis zorg, verstrekt door de stad.


Armen vragen een aalmoes aan een armenhuis, Theodore Ceriez, circa 1873

Het Belle Godshuis is rond 1270-1274 opgericht door Christine van Guînes, weduwe van Salomon Belle. Zij laat haar bezittingen na aan de armen. Door verdere giften, groeit het godshuis en het wordt al snel een van de belangrijkste hospitalen in Ieper. Hospitalen in de middeleeuwen zijn echter niet te vergelijken met wat we vandaag kennen. Ziekenzorg is niet voor niets onderdeel van de zeven werken van barmhartigheid. Hospitalen zijn er vooral voor armen. Zij zijn allang blij dat ze voedsel en een bed krijgen. Met twee of drie samen in één bed uitzieken, is geen uitzondering. De meer bemiddelden blijven weg uit de hospitalen en laten een medicus aan huis komen. Dat een kwaliteitsvolle chirurg als Jan Yperman werkt in een hospitaal is vrij uitzonderlijk.

Het hospitaal blijft actief tot 1796 waarna het wordt omgevormd tot een instelling voor de bejaardenzorg. Later wordt het een museum. Sinds 1933 siert een herinneringsplaat de gevel van het godshuis. Deze herinnert aan het werk van Jan Yperman. De rijke historische kunstcollectie van het godshuis maakt vandaag integraal deel uit van de collectie van het Yper Museum, waaronder een reeks portretten van zusters die er ooit werkten.

 
De Cyrurgie en de Medicina

Dat we Yperman vandaag nog kennen, danken we vooral aan zijn twee werken: de cyrurgie over heelkunde en de medicina over interne geneeskunde. De cyrurgie is geschreven rond 1310, de medicina volgt enkele jaren later. Het zijn de oudste Nederlandstalige werken over geneeskunde die bekend zijn. Zelfs binnen Europa behoren ze tot de oudste medische werken in de volkstaal.

Het was toen vooral de gewoonte om wetenschappelijke werken in het Latijn te schrijven. Yperman kiest resoluut voor het Nederlands. Nochtans is hij het Latijn wel machtig. Hij verwijst naar verschillende Latijnse werken en geeft regelmatig Latijnse benamingen voor aandoeningen en geneesmiddelen. Dus waarom kiest hij voor het Nederlands?

Hij geeft gelukkig zelf het antwoord in zijn inleiding. Hij schrijft het boek in het Nederlands omdat zijn zoon geen Latijn kent. Hij wil dus zijn kennis doorgeven aan de volgende generatie en dus moet Yperman zich wel van een taal bedienen die zijn zoon spreekt, het Middelnederlands of het Dietsch zoals hij zelf zegt.


Portret van Julie Emerence Ghesquiere, overste van het Godshuis Belle, Louise Dehem, 1902

Theorie en praktijk verzoenen

Maar niet alleen de taal maakt zijn werken uniek. Yperman streeft resoluut voor een nieuwe aanpak in de geneeskunde en chirurgie. In plaats van enkel naar de Griekse, Romeinse en Arabische teksten te kijken, ijvert hij voor empirisch onderzoek naar middelen die ook echt werken. In tegenstelling tot de medici aan de universiteit, streeft Yperman dus naar praktijkkennis. Hij haalt tevens fel uit naar zogenaamde kwakzalvers die dan weer niets van theoretische basis bezitten. Zo is hij streng voor meester Willem van Ziericzee die het nalaat de verbanden van zijn patiënten te verversen. En ook voor Lise Pauwels uit Poperinge is hij niet mals: zij behandelt alles met rode koolbladeren, met alle gevolgen van dien.

Zijn boeken hebben direct succes. Niet enkel zijn zoon blijkt nood te hebben aan degelijke medische info in het Nederlands. Ook anderen chirurgen die het Latijn niet machtig zijn, lezen het werk van Yperman met plezier. Er zijn vijf versies van de werken bekend, telkens in manuscriptvorm. Dit lijkt niet veel naar hedendaagse normen, maar is het wel degelijk als je beseft dat de werken inmiddels meer dan 700 jaar oud zijn. Als vijf werken de 700 jaar overleefden, moet een veelvoud hiervan verloren zijn gegaan.

De geneeskunde van Yperman

Enkele behandelingsmethoden van Yperman komen vandaag bijzonder modern over. Zo verzet hij zich tegen de gangbare praktijk om een wonde te laten ‘uitetteren’. De praktijk leert hem dat een wonde kuisen, vreemde voorwerpen verwijderen en de haren in de omgeving afscheren veel betere resultaten oplevert. Hij benadrukt eveneens het belang van het stelpen van het bloed bij wonden: door druk te leggen op de wonde, de wonde toe te schroeien, te naaien of af te binden.

Hoofdwonden krijgen veel aandacht in zijn boeken. Hij schijnt hier een voorliefde voor te hebben. Misschien gaat dit terug op de twee militaire expedities waarvan hij deel uitmaakte. Interessant is de manier waarop hij bijvoorbeeld pijlen van een kruisboog probeert te verwijderen. Hij bevestigt aan de pijl een haak en deze haak maakt hij ook vast aan een pijl van een kruisboog. De kruisboog wordt afgevuurd in de tegenovergestelde richting en trekt zo de pijl uit het lichaamsdeel. Yperman heeft deze remedie niet zelf bedacht. Het gaat om een wijdverspreide methode die in verschillende manuscripten terugkeert.


Miniatuurkruisboog, voor 1383

Maar Jan Yperman is ook een kind van zijn tijd. Net zoals de overgrote meerderheid van de dokters hangt hij de humores (lichaamssappen) leer aan. Deze theorie is ontwikkeld door de Griekse arts Galenus in de 2de eeuw, maar gaat terug op ideeën van Hippocrates. Elke mens heeft vier lichaamssappen telkens in een andere samenstelling. De vier humores zijn bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. De verhouding bepaalt je karakter en persoonlijkheid. Zo is iemand waarbij gele gal overheerst wraakzuchtig en driftig.

Wanneer de humores uit balans zijn, word je ziek. Dit kan verschillende oorzaken hebben: een verkeerd dieet, de stand van de planeten, het weer, het jaargetijde, … De oplossing bestaat uit het herstellen van de balans tussen de humores. Dit kan door het overtollige lichaamssapte verwijderen. Bij een teveel aan bloed biedt een aderlating soelaas. En de maandelijkse menstruatie van vrouwen? Een natuurlijke manier van het lichaam om de balans te herstellen!


Naald, voor 1383

De theorie van de humores zal nog eeuwen na Jan Yperman in voege blijven. Moderne geneeskunde heeft inmiddels deze theorie afgedaan als onzin. Maar zelfs vandaag zijn enkele benamingen en methodes in gebruik. Melancholie gaat als gemoedstoestand terug op een teveel aan zwarte gal, melancolia in het Latijn. En mensen die lijden aan hemochromatose (een teveel aan ijzer in het bloed) moeten regelmatig een aderlating ondergaan.